In gesprek met duurzaamheidsprofessional…
Geanne van Arkel
Het gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt. Een wijze les die duurzaamheidsprofessional Geanne van Arkel als kind van haar vader leerde. Toch lijken we de tijdgeest mee te hebben. Als er iets is wat het coronavirus ons heeft geleerd, is het namelijk dat we het wél kunnen: snel schakelen en onszelf opzij zetten ten behoeve van het grote geheel. ‘Vaak denken we dat problematiek te groot is om er zelf wat aan te doen. Terwijl we met kleine stapjes al zoveel kunnen bereiken.’
Een korte aftrap. We zitten middenin een pandemie en zijn veel thuis. Hoe beleef jij deze tijd?
‘We wonen in Rhenen, een gebied waar Rug en Rijn elkaar kruisen. Die combinatie van rivier en bos is heerlijk, daar geniet ik nu extra van. Net als van de vogels, die nu veel meer op lijken te vallen. In ons kleine tuintje kweken we komkommers, paprika’s en tomaten en die groeien de laatste tijd als kool. Grappig om te zien wat je op een minuscuul stukje grond kunt kweken. Ook met het oog op duurzaamheid en in verbinding staan met wat lokaal groeit en bloeit. Ik heb vooral gemerkt hoe fijn het is om groen om je heen te hebben. In de natuur voel je je lekkerder en los daarvan kun je er ook veel van leren. Ik heb zeventien jaar bij Interface gewerkt en daar was het leren van de natuur, onder de noemer biomimicry, een grote inspiratiebron voor alles wat nu circulaire economie heet.’
Heb je hoop dat we op een andere, betere manier uit deze crisis komen?
‘Deze situatie is natuurlijk voor niemand fijn, zeker niet als je ziek bent of iemand hebt verloren. Maar het laat wel zien dat alles en iedereen met elkaar verbonden is. Dat besef dringt steeds meer door, ondanks de fysieke afstand. Mensen helpen elkaar spontaan met boodschappen, bedrijven uit totaal verschillende sectoren werken samen om mondkapjes te produceren. De noodzaak om dingen anders te doen is heel zichtbaar. Opeens kunnen we wél snel schakelen en zijn we in staat om onszelf te beperken ten behoeve van het grote geheel. Ik hoop dat we daarvan leren en dat we deze crisis aangrijpen om écht duurzaam te transformeren.’
Veel bedrijven zijn huiverig voor het financiële plaatje van duurzaamheidsbeleid.
‘Dat klopt. Maar klimaatverandering kent geen grenzen. Problemen als slechte luchtkwaliteit, oneerlijke verdeling van middelen en voedsel en extreme weercondities hebben heel vervelende consequenties. Ook lokaal. Daar kun je een prijskaartje aan hangen, maar ik denk dat je met gezond verstand al een heel eind komt. Het is gewoon slimmer om kosten te voorkomen door nu te investeren in duurzame alternatieven. Bedrijven denken al gauw dat ‘duurzaamheid’ een synoniem is voor ‘duur’. Maar als je bijdraagt aan het grotere geheel profiteer je uiteindelijk zelf ook. En het positieve van deze tijd is dat we nu een investeringskans hebben. Als we de economie weer moeten aanzwengelen, kunnen we dat het beste doen op een manier die toekomstige problemen in de kiem smoort. Duurzaam, dus.’
Je werkte zeventien jaar bij Interface, een van de betere voorbeelden van duurzame bedrijfsvoering. Wat heb je daar geleerd?
‘Dat het sluiten van cirkels veel meer oplevert dan je denkt. We zijn destijds gaan kijken naar andere grondstoffen en we hebben ons grondstofverbruik en ons energieverbruik verminderd. Dan bespaar je geld. Dat geld hebben we vervolgens geïnvesteerd in verdere verduurzaming. Daardoor werden we steeds minder afhankelijk van ruwe olie en virgin grondstoffen en dat maakte ons weer toekomstbestendiger en dus aantrekkelijker voor aandeelhouders. Het was heel gaaf om mee te maken, vooral omdat onze duurzame transformatie zich niet alleen beperkte tot onze eigen organisatie en ketenpartners. We hebben ook veel andere organisaties geïnspireerd.’
Was dat een neveneffect of een doel?
‘Dat was een bewust doel. Als individu, afdeling of organisatie kun je elkaar prikkelen en kruisbestuivingen laten ontstaan. Daar komen vaak de slimste innovaties uit voort. Zelf hebben we dat ook ondervonden, zoals bij onze samenwerking met vissers in de Filipijnen. Zij worden betaald om afgedankte visnetten te verzamelen en te verkopen aan onze garenleverancier. Die kan deze nylon vervolgens recyclen en gebruiken als grondstof voor onze tapijttegels. Een mooi voorbeeld van circulaire economie. Een andere leuke kruisbestuiving was onze samenwerking met biologen. Tapijttegels worden doorgaans verlijmd aan de ondervloer, maar wij wilden onze producten natuurlijk hergebruiken. Een bioloog vroeg zich toen af waarom we de tegels überhaupt bevestigden aan de vloer: waarom koppelden we ze niet vast en lieten we de zwaartekracht niet zijn werk doen? De pootjes van een gekko, zo’n hagedis die tegen muren loopt, werden de inspiratiebron voor lijmvrije stickers die de tegels met elkaar verbonden. Zelf hadden we hier nooit aan gedacht, dus zo zie je maar wat een cross-sectorale samenwerking kan opleveren. Juist door breder te kijken zie je vaak oplossingen.’
Jullie hebben heel bewust een bepaalde koers ingezet, hoe heb je dat al die jaren begeleid?
‘Je begint met de welbekende stip op de horizon. Wie wil ik zijn, wat wil ik uitdragen en hoe ziet succes eruit? Vervolgens meet je waar je staat. Dat is niet moeilijk: je kijkt naar je energierekening, naar de materialen die je gebruikt en naar je dienstverlening. Daarna bedenk je wat je moet doen om dit te verbeteren en je doelen te behalen. Voor Interface hebben we destijds de principes van The Natural Step en de lessen van biomimicry samengevat in een taal die voor ons werkt. Willen we werken zoals de natuur functioneert? Dan moeten we werken zonder afval, met gezonde materialen, met hernieuwbare energie, in gesloten cirkels en met lokale middelen. Dat is het framework waaraan we al onze ideeën tegenwoordig toetsen. Heb je een idee om de cirkel te sluiten maar is er nog steeds afval? Prima start, maar dan is er wel verbetering nodig. Kun je de cirkel sluiten maar is daar een ongezond stofje voor nodig? Dan ben je niet op de goede weg. Op die manier kan iedereen, ongeacht zijn rol, zijn plannen toetsen en bijdragen.’
Uiteindelijk blijft het mensenwerk en heb je iedereen nodig. Hoe zorg je ervoor dat mensen hun rol pakken?
‘Vaak denken we dat problematiek te groot is om er zelf wat mee te doen. Terwijl we met simpele dingetjes, zoals stoeptegels uit de tuin halen, groendaken op schuurtjes plaatsen of minder vlees eten, al zoveel kunnen bereiken. Dat geldt ook voor de werkvloer. Stel dat je bij facilitaire zaken werkt en wilt bijdragen aan een mission zero: een circulaire economie met een minimale CO2-afdruk. Dan kun je met kleine stappen al een enorme impact genereren. Serveer geen vlees bij lunches, hergebruik spullen en geef oude bureaus een nieuw kleurtje. Het bespaarde geld kun je in een gave loungehoek steken: iedereen weet dat de beste ideeën opborrelen in de koffiehoek, dus maak daar ruimte voor. Waar het om gaat is dat iedereen een bijdrage levert en anderen positief aansteekt. Natuurlijk kun je er mooie programma’s opzetten, maar het is beter als mensen zelf ontdekken dat hun persoonlijke- en hun zakelijke omgeving geen gescheiden werelden zijn. En dat ook zij bewegingen in gang kunnen zetten. Je ontdekt pas hoeveel innovatiekracht er in een organisatie schuilt als medewerkers de kans krijgen om hun kwaliteiten te gebruiken. Dan gooien ze hun plannen niet meer over de schutting van de duurzaamheidsmanager, maar gaan ze er zélf enthousiast mee aan de slag. Dat is wat ambassadeurskracht doet.’
Hoe belangrijk is het dat alle neuzen dezelfde kant opstaan?
‘Een gedeeld beeld is belangrijk, maar dat moet iedereen kunnen invullen op zijn eigen manier. Mensen moeten de ruimte krijgen om hun eigen persoonlijkheid, ideeën en voorkeuren in te brengen. Het leuke is dat we zo van elkaar kunnen leren. Veel financieel georiënteerde mensen beschouwen de wereld door een bepaalde bril. Ze kijken vooral naar het financieel risico dat bedrijven op korte termijn kunnen lopen. Terwijl het op de langere termijn juist verstandig is om circulair en inclusief aan de slag te gaan. Duurzaamheid als businessmodel is echt geen gekke gedachte. Die omslag in denken zie je nu steeds meer komen. Daar ben ik blij mee, want we hebben elkaar nodig als we duurzaam willen transformeren.’
Tot slot, een stukje reflectie. Wat zou je de twintig jaar jongere Geanne adviseren?
‘Geduldig zijn. Mijn vader zei vroeger altijd: ‘Het gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt’. Daar had hij gelijk in, forceren werkt niet. De onrust en irritatie die ik bij sommige mensen zie, had ik zelf ook. Dan wil je mensen jouw bril opzetten, terwijl het de bedoeling is dat mensen zélf een andere bril opzetten. En het dan anders gaan zien.
Uiteindelijk is het heel simpel: willen we onze eigen aarde plunderen? Niemand wil leven in een wereld waar mensen honger lijden, op de vlucht slaan en de natuur op instorten staat. Als je dat gaat vertalen naar je organisatie, dan zijn er genoeg kleine stapjes die je kunt nemen om het tij te keren. En soms heb je gewoon de tijdgeest nodig. Zoals nu.’
Eigenlijk komt het hier op neer; wij zijn onderdeel van de natuur en als we ons dat realiseren, is de ecologie als basis heel logisch. Een klimaat creëren dat goed en gezond is voor alles en iedereen op deze planeet, leven stimuleren is waar het bij regeneratie omgaat. Voor inspiratie, businesskansen en investeringsmogelijkheden raad ik de projecten van Paul Hawken aan, Drawdown en The Regeneration!
Beluister de Podcast Duurzaamheid #HOEDAN?! hier
Wil je geen Podcast Duurzaamheid #HOEDAN?! missen?
Abonneer je dan hier via Apple Podcast.
Vind je deze Podcast waardevol? Beoordeel dan via Apple Podcast.