In gesprek met Ruben Jacobs, socioloog en schrijver van ‘De eeuw van Felix’

Het krijgen van een kind zet je wereld op zijn kop. En al helemaal als die wereld zélf steeds instabieler wordt. Voor Ruben Jacobs werd de klimaatcrisis door de geboorte van zijn zoontje Felix nog indringender. Was het wel zo slim om een nieuw kind op de wereld te zetten? Wat moet hij zijn zoon straks vertellen? En hoe houd je hoop wanneer de toekomst zo hopeloos lijkt?

Je schreef dat je zoon werd geboren na de heetste en droogste zomer sinds drie eeuwen. Wat staat er op het spel?

‘Nou, in uiterste zin staat onze hele beschaving op het spel. Die zal niet morgen verdwenen zijn, maar onze manier van leven wordt wel steeds moeilijker door de klimaatcrisis. Van droogte en overstromingen tot vervuiling, slechter drinkwater en extreme weerspatronen. Er zijn legio problemen die we allemaal kunnen linken aan onze omgang met de aarde. Hoe het precies eindigt is lastig te voorspellen, maar naarmate mijn zoontje opgroeit, zal de wereld steeds instabieler worden. En dat zal zijn toekomst, en die van zijn generatiegenoten, op het spel zetten. Het is een glijdende schaal en hoe minder we doen, hoe erger het wordt.’

 

Met je boek geef je een inkijkje in je leven en je zoektocht langs klimaatdenkers en duurzame initiatieven. Je beschrijft ook een indringend moment waarop je op straat staat tussen klimaatactivisten. Wat gebeurde er toen met jou?

‘In 2019 voerde Extinction Rebellion actie bij het Rijksmuseum. Ik was nieuwsgierig naar deze groep, die eindelijk eens een andere tactiek durfde te kiezen dan de gematigde weg. Ik had net Felix weggebracht naar de crèche en raakte in gesprek met wat activisten, toen de politie te paard kwam om de blokkade op te heffen. Ze dreven iedereen naar het midden en voerden demonstranten af in busjes. Voor mij was het een ongemakkelijk gevoel, want de groep wuifde dat ik me aan moest sluiten, maar ik dacht ook aan Felix die ik op moest halen van de opvang. En dat gaat een beetje moeilijk als je in de bak zit. Op dat moment werd ik dus geconfronteerd met hoe ver ik wilde gaan voor mijn principes. Uiteindelijk werd het dilemma voor me opgelost toen de hoofdagent ons wegstuurde, maar het legde wel de ongemakkelijke keuze bloot waarvoor je staat. Hoe ver ben je bereid te gaan? Zelf besloot ik dat ik naast de barricaden wil staan. Ook al waardeer ik deze acties, voor mezelf moet ik een andere weg bewandelen. Al sluit ik niet uit dat ik toch een keer die barricaden opspring.’

 

Veel mensen zullen dat herkennen, zo’n moment waarop je moet kiezen aan welke kant je staat. Misschien niet bij een demonstratie, maar wel tijdens discussies met collega’s of vrienden. Hoe kijk je erop terug vanuit een sociologische bril?

‘Dit was inderdaad een extremer voorbeeld, maar we worden dagelijks voor keuzes gesteld. Stel dat je erover nadenkt om activist te zijn. Heeft dat dan invloed op je werk, je omgeving en de manier waarop anderen jou zien? Dat zijn afwegingen die altijd door ons hoofd spelen. We zijn nu eenmaal sociale wezen die continu met elkaar bezig zijn, ook als het gaat om duurzaamheid. En we vinden het vreselijk als we ergens niet meer bij horen omdat we een afwijkende mening uiten. Ik vind wel dat ik bereid moet zijn om het ongemakkelijk te maken voor mezelf. Maar de vraag blijft hoe ver je wilt gaan en waar jouw grenzen liggen.’

 

In de duurzame wereld is het een regel dat je altijd eindigt met een hoopvol toekomstbeeld. Zelf vind ik dat soms lastig, zeker nu de noodzaak steeds prangender wordt. Mag het allemaal niet wat bozer en pittiger?

‘Het is bijna taboe om te twijfelen aan de toekomst. Om te zeggen dat je niet zeker weet of je hoopvol kunt zijn. Want dan ontmoedig je mensen en krijg je nooit iemand mee op die duurzame weg. Krampachtig eindigen we dus met een positieve noot, zodat mensen het gevoel krijgen dat het allemaal nog zin heeft. Begrijpelijk, maar ik denk dat het mensen ook in slaap sust. Het is bijna een soort shotje: ‘Oh, er is nog hoop? Dan kan ik weer rustig gaan slapen.’ Zelf werd ik er niet hoopvoller op toen mijn zoon werd geboren. Je ziet hoe stroperig en traag we zijn in het aanpakken van de klimaatcrisis. Op alle vlakken loopt het vast en daar dreig je wel fatalistisch van te worden. Zeker als je bedenkt dat uit het laatste IPCC-rapport blijkt dat die 1.5 graad opwarming al een zo goed als gepasseerd station is. Dan weet je dat dingen onherroepelijk gaan veranderen, daar moet je realistisch in zijn.’

 

Betekent dat ook dat er geen hoop meer is?

‘Nee, want hoop is iets anders dan je denkt. Mijn grootste inspiratiebron is Václav Havel, de oud-president van Tsjechië die meerdere malen gevangen zat onder het communistisch bewind. Hij schreef dat hoop niet hetzelfde is als optimisme of het vertrouwen dat het wel goedkomt, maar dat het erom gaat dat je jezelf inzet voor iets wat de moeite waard is. Ongeacht het resultaat of de afloop ervan. Je hoeft dus niet hoopvol te zijn om iets te doen, in de actie zélf zit al hoop verborgen. En het mooie is dat al die acties weer hoop genereren. Gedrag is namelijk besmettelijker dan je denkt. Als jij besluit om iets te doen wat jou een beetje pijn doet, zoals stoppen met vliegen, heeft dat invloed op jouw omgeving. Die mensen zullen dan ook gaan nadenken, waardoor het uiteindelijk minder vanzelfsprekend zal worden om schadelijke dingen te doen. Je kunt dus gaan zitten wachten op een wonder, maar je kunt ook in actie komen. Elke tiende graad minder is er eentje en dat betekent minder lijden. Doorzetten dus, zelfs als je niet zeker bent van de uitkomst.’

 

Hoe doe jij dat in je eigen leven?

‘Op een gegeven moment ging het wringen. Ik wilde een leefbare wereld voor mijn zoon, maar stond zelf nauwelijks in contact met de aarde en zat alleen maar achter mijn laptop. Vanaf dat moment ben ik bij meerdere initiatieven betrokken geraakt, zoals een fossielvrije beweging binnen het onderwijs. Maar ook bij een groenteclub, waarbij we direct van een boer in de omgeving groenten en fruit kopen. En bij een zorgtuin voor mensen met dementie en Alzheimer. Elke vrijdag kom ik daar langs en help ik soms mee met mijn zoontje.’

 

Hoe is het om elke week in die zorgtuin te zijn?

‘Het tempo is daar heel anders. Je bent in de natuur, de buizerds vliegen boven je hoofd en er zit enorm veel leven in dat groen. Bijna alsof je lekker op vakantie bent. Ik kijk liever hoe ik dat vakantiegevoel in mijn dagelijks leven kan brengen dan dat ik tweemaal per jaar de wereld rondvlieg om daarna weer in de ratrace te stappen. Verbinding vinden, daar draait het om. Heel vertederend was toen een van de bewoners met Alzheimer opeens door het poortje van het terrein glipte. Hij wilde niet terugkomen, maar Felix reikte zijn mollige kinderhandje uit en wonder boven wonder pakte de man zijn handje vast. Samen liepen ze rustig terug de tuin in. Dat moment was zo tekenend voor die plek, waar je zoveel verbinding en levensvreugde vindt. Kijk, we moeten ons inzetten voor een duurzame wereld, maar we kunnen niet alleen de activist uithangen. We moeten ook genieten van het leven. Dat nog steeds prachtig is.’

‘Stoppen met vliegen? Dat was geen makkelijk besluit. Je neemt toch afscheid van dingen die je nog wilde doen. Maar het grappige is dat je jezelf daardoor wel dwingt om op een andere manier over vakantievieren na te denken. Toen ik die andere kant van de wereld los moest laten, kreeg ik opeens oog voor wat zich recht voor mijn neus bevond. Eigenlijk is het bizar hoeveel verschillende landschappen er wel niet zijn binnen Europa. In de beperking schuilt de ware meester, zei Goethe. En zo is het ook.’

Nog steeds een betonnen tuinjungle? Oei! Voor de insecten en de afvoer van regenwater is een tuin vol gras, aarde en geurende planten natuurlijk een stuk gezonder. Om niet te vergeten dat zo’n groene oase tijdens hete dagen veel meer verkoeling brengt dan die dampende tegels. Ruben ging nog een stapje verder en besloot, na het lezen van ‘De tuinjungle’ van bioloog Dave Goulson, een tuin te creëren die leven aantrekt in plaats van afstoot. Een van zijn grootste successen tot nu toe? De composthoop!

Ruben: ‘Het is supermakkelijk. Je hoeft alleen maar van wat pallets een bak te maken en die te vullen met etensresten en oude bladeren uit je tuin. Af en toe schep je die massa om, zodat er voldoende zuurstof bij kan komen.

En verder ontwikkelt dat organisch materiaal zich vanzelf tot een gezonde composthoop, die je weer als bemesting voor je planten of moestuin kunt gebruiken.

Composteren is de eerste stap in ecologisch denken: het principe dat je in de natuur geen definitief afval hebt, maar dat alles weer gebruikt kan worden voor iets anders. Het herinnert me er dagelijks aan hoe wonderlijk de natuur in elkaar steekt.’

Beluister de Podcast Duurzaamheid #HOEDAN?! hier

Wil je geen Podcast Duurzaamheid #HOEDAN?! missen?

Abonneer je dan hier via Apple Podcast.

Vind je deze Podcast waardevol? Beoordeel dan via Apple Podcast.