In gesprek met klimaatjournalist Tine Hens, auteur van ‘Het is de schuld van de Chinezen’

Dooddoeners, drogredenen en ‘meestribbelende’ bedrijven en beleidsmakers. Als klimaatjournalist prikt Tine Hens zódoor alle klimaatrelativerende nonsens heen. Met haar boek en haar reportages wil ze de klimaatcrisis invoelbaar maken. Zonder te verzanden in doemscenario’s, want daar is niemand bij gebaat. Als mens hebben we namelijk óók een vleugje positiviteit nodig.

 

* Foto: Carmen de Vos

Als klimaatjournalist wil je dat de realiteit binnenkomt bij mensen. Wat is het verschil tussen alarmerende rapporten en jouw aanpak?

‘Natuurlijk is het makkelijk om over het klimaat te schrijven met cijfers, statistieken en diagrammen en zo gebeurt het meestal ook. Maar mensen denken niet in cijfers, statistieken en diagrammen, dus op die manier creëer je een afstand: alsof het klimaat iets is waar wij niets mee te maken hebben, iets waarover elders beslist wordt. Ik wil de werkelijkheid zo vertalen dat die van ons allemaal wordt. En dan niet in de zin dat we individueel verantwoordelijk zijn, dat niet. We zitten nu eenmaal in een economisch systeem dat als spijtige nevenwerking heeft dat we broeikasgassen uitstoten en de natuur vernietigen. Daar kunnen we niet zomaar uitstappen. Daarom probeer ik in mijn verhalen zowel de crisis als de positieve ontwikkelingen voelbaar te maken. Er gebeuren namelijk ontzettend veel mooie dingen die ondergesneeuwd raken in doemscenario’s. Die scenario’s zijn helaas reëel, maar als mens hebben we ook positiviteit nodig.

 

Zelf twijfel ik er wel eens over. Of ik wel alarmistisch of boos genoeg ben. Ik treed de zware opgaves met een lach tegemoet, maar misschien zouden we toch wat bozer moeten zijn met zijn allen.

Ik vind dat ook een moeilijke. Je hoort vaak dat we niet te alarmistisch mogen zijn, maar ik vermoed dat we onszelf op die manier in slaap proberen te sussen. Uiteindelijk denk ik dat we niet hard genoeg aan de alarmbel kunnen trekken. Er is simpelweg geen tijd meer om te twijfelen, te aarzelen en te wachten. Daarom ben ik ook oprecht boos op relativerende politici die blijven doen alsof ze eraan werken terwijl ze de essentie weigeren te benoemen. Ze zijn een ster in ‘meestribbelen’, waarbij ze vooral veel ‘ja’ zeggen, maar ‘nee’ doen. Het maakt me zo kwaad als beleidsmakers en bedrijven die aan de knoppen zitten de verantwoordelijkheid gewoon van zich afschuiven. Maar ik ben heel mild naar andere mensen die ook maar zoekende zijn.

 

Je bent minder mild naar de bedrijven die in de jaren 70 en 80 bewust twijfel zaaiden over klimaatverandering.

Ja, in het boek ‘Merchants of doubt’ wordt duidelijk geschetst hoe bedrijven als Exxon en Shell het wantrouwen tegen wetenschappelijk onderzoek hebben gevoed. Sinds de negentiende eeuw weten we al dat er een relatie is tussen CO2 en temperatuurstijging: hoe meer CO2 in de atmosfeer, hoe warmer het wordt. Die CO2 wordt dan ook al sinds 1958 tweemaal daags gemeten op Mauna Loa, een vulkanisch meetstation op Hawaii. In 1965 presenteerde de oprichter van dat meetstation, Charles Keeling, een rapport met de resultaten van die metingen aan de Amerikaanse senaat. Er is dus al lang wetenschappelijke consensus over het feit dat verbranding van fossiele brandstoffen ervoor zorgt dat het klimaat op aarde verandert. Ook uit interne rapporten van reuzen als Shell bleek die correlatie, maar toch vroegen grote petroleum- en oliebedrijven aan wetenschappers of ze alternatieve rapporten wilden schrijven. In die rapporten werd ingezoomd op de kleine puntjes waar nog twijfel over bestond. Want ja, natuurlijk is er altijd ergens ruimte voor twijfel, daar is het wetenschap voor. Maar dat betekent niet dat de kern, namelijk dat de uitstoot van CO2 leidt tot klimaatverandering, niet klopt. Evenwel hebben die bedrijven vanaf eind jaren ’80 heel hard ingezet op het zaaien van twijfel en die twijfel werkt tot op de dag van vandaag door.

 

Gelukkig weten we dankzij jouw boek ‘Het is allemaal de schuld van de Chinezen!’ precies waar we de schuldvraag van de klimaatcrisis neer mogen leggen.

Haha, die titel is inderdaad ironisch bedoeld. Het is vernoemd naar één van de grootste dooddoeners over de klimaatcrisis: wij zijn te klein om iets te kunnen doen, die Chinezen stoten te veel uit en moeten beteugeld worden. Dat argument werd tijdens de Klimaatzaak op tafel gelegd door advocaten van de Nederlandse staat. De rechter heeft dat argument gelukkig meteen weer van tafel geveegd. Westerse, welvarende landen hebben internationale verdragen getekend en hebben bij uitstek de middelen om iets aan deze crisis te doen. We kunnen niet verwachten dat de rest van de wereld verandert als wij met al onze middelen niet in beweging komen. Ondertussen is dat Calimero-argument wel een eigen leven gaan leiden en wordt het te pas en te onpas door klimaatrelativisten gebruikt. Mijn boek gaat dus over klimaatpsychologie, over alles wat we onszelf wijsmaken en waarmee we ons geweten sussen om de verantwoordelijkheid elders te kunnen leggen. We zoeken als mens sluipwegen om ergens omheen te geraken, maar om de klimaatcrisis kunnen we spijtig genoeg niet heen. We zullen er altijd tegenaan botsen, hoeveel argumenten we ook verzinnen.

 

Een van de argumenten die veelvuldig terugkomt in je boek is de techniek. Die gaat ons redden. Laatst sprak ik iemand die zei: ‘Als we nou een techniek ontwikkelden die alle CO2 uit de lucht kon zuigen, dat zou toch geweldig zijn?’. Het was even stil en direct daarna zei hij: ‘Oh, we hebben natuurlijk al bomen!’

Deze klimaatcrisis, maar evengoed de biodiversiteitscrisis, zie ik als een identiteitscrisis van de westerse mens. Sinds de verlichting plaatsen we onszelf boven de natuur. De natuur werd een werktuig, dat we konden gebruiken en beheersen. Sterker: de natuur had geen ziel of intelligentie zoals wij en daarom konden we ermee doen wat we wilden. Dat verlichtingsdenken heeft ons vooruitgang gebracht, maar ook veel blinde vlekken. Zo denken we dat we alles technologisch op kunnen lossen. Voor een deel is dat zo, tenslotte zijn windmolens en zonnepanelen allemaal technologisch tot stand gekomen. Maar de allesomvattende oplossing komt daar niet vandaan. Die komt van het anders omgaan met onze grondstoffen. Dat betekent niet dat we terug moeten naar de middeleeuwen, want dat is natuurlijk de volgende dooddoener. Maar het betekent wél dat we moeten nadenken over het aanpassen van ons gedrag. Hoe kunnen we eten, reizen en dingen maken zonder dat we de aarde geweld aandoen?

 

Hoe zie je zo’n klimaatbeleid voor je?

Bij een goed klimaatbeleid ontwikkel je op twee sporen. Ten eerste focus je op een beleid dat ervoor zorgt dat onze omgeving er beter van wordt en dat we de natuur niet verder vernietigen. Je zorgt er bovendien voor dat de klimaatcrisis en de biodiversiteitscrisis aan elkaar gekoppeld worden, anders kom je tot heel vreemde zaken waarbij je bossen gaat kappen om zonnepanelen te leggen. Ten tweede moet iedereen er beter van worden, ook de mensen die nu kwetsbaar zijn en de minste verantwoordelijkheid dragen voor de crisis waar we in zitten. Kwetsbare mensen, die in armoede leven, voelen het meest van deze crisis terwijl ze een vederlichte ecologische voetafdruk hebben. Een goed klimaatbeleid moet dus rechtvaardig zijn. En als dát het uitgangspunt is, dan speelt technologie weliswaar een belangrijke rol, maar is sociale innovatie minstens zo belangrijk.

 

In het Parijse klimaatakkoord is bewust rekening gehouden met die rechtvaardigheid, toch?

Zeker, ik raad ook iedereen aan om het akkoord te lezen. Het is niet enorm dik, het is in begrijpelijke taal geschreven en er staat veel meer in dan alleen de bekende zin dat we de temperatuurstijging moeten beperken tot anderhalve graad. Zo staat er dat elk land volgens eigen vermogen moet bijdragen, waarbij de westerse landen meer inspanningen moeten leveren omdat zij al langer uitstoten. Wat we in de negentiende eeuw uitstootten, circuleert nu namelijk nóg in de atmosfeer. Een ander interessant punt is het belang van inheemse wijsheid. De regio’s met de hoogste biodiversiteit op deze planeet worden beheerd door inheemse volkeren. Onze westerse kennis zouden we dus moeten verrijken met hun kennis van de natuur om hen heen. Bovendien erkent het akkoord dat technologie een grote motor is, maar dat we onze technologische kennis rechtvaardig moeten delen met niet-westerse landen. Een mooi streven.

 

Zijn we met te veel mensen op aarde? De dooddoener ontleedt!

Met elk van de dooddoeners uit haar boek stapte Tine naar een wetenschapper. Met een demograaf ontspon zich een bijna socratisch gesprek. Een weergave:

 

Is overbevolking het probleem?

Wat is overbevolking?

Dat we met te veel mensen, te veel grondstoffen gebruiken.

Waar worden al die grondstoffen gedolven?

Tja, in het globale zuiden.

Waar worden die grondstoffen vervolgens gebruikt?

Bij ons, in het noorden.

En waar vindt de grootste bevolkingsgroei plaats?

In Nigeria, daar worden op dit moment de meeste mensen geboren.

Wat zie je als je de CO2-uitstoot van landen met bevolkingskrimp legt naast de CO2-uitstoot van landen met bevolkingsgroei?

Aha. Die CO2-uitstoot ligt in westerse landen een pak hoger.

De klimaatcrisis gaat dus niet over overbevolking, maar over overconsumptie. De gemiddelde Nigeriaan stoot op dit moment evenveel CO2 uit als de gemiddelde koelkast in onze keuken. Ook groeit de bevolking vooral omdat we veel langer leven, niet omdat er te veel kinderen worden geboren. Inzetten op onderwijs voor meisjes zou overigens een betere manier zijn om de geboortecijfers omlaag te brengen. Daarom is overbevolking een pervers argument. Zolang wij vinden dat we steeds meer grondstoffen mogen gebruiken om onze economie te laten groeien, leggen we een last op andere landen. Ook die landen hebben recht op groei en het is aan ons om onze kennis en technologie over nieuwe energiebronnen te delen. Afrika is het continent van de zon, zij hebben alle middelen om in de duurzame energietransitie voorop te lopen.

Naar de wuppe!

‘We willen naar Mars, maar we wonen op zo’n wonderlijke plek met al dat leven en al die rijkdom van de natuur. De IJslandse kunstenaar Olafur Eliasson weet dat prachtig in zijn installaties te vangen. Zo liet hij in 2015 twaalf enorme blokken gletsjerijs naar Parijs komen om aandacht te vragen voor de klimaattop. Ook het liedje ‘Naar de wuppe’ van de West-Vlaamse groep Het Zesde Metaal staat voor mij symbool voor onze duurzame opgave. ‘Naar de wuppe’ betekent dat iets om zeep wordt geholpen, maar tegelijkertijd relativeert de groep deze boodschap in hun teksten. Eén van de zinnen uit dit lied raakt me altijd. Wanneer ze zeggen dat de aarde opwarmt, maar de wereld verkilt. Zo is het ook echt.’

‘Met mijn gezin vertoef ik het liefst in de bergen en bij de gletsjers. Helaas zien we de gletsjers jaar na jaar kleiner worden. De wandelpaden verdwijnen ook, want als gletsjers smelten, komen er meer rotslawines die de wandelpaden verwoesten. Ons huis is een verzameling van stenen en veertjes die we vinden op onze wandelingen. Maar onze bijzonderste vondst is de schedel van een gems. Die vonden we na veel klauteren en klimmen rondom een bijna verdwenen gletsjer. Toen we weer beneden kwamen, zei de vrouw van de herberg dat het wel straf was: er was namelijk in geen twee jaar meer iemand langs die weg gekomen. Die schedel is voor mij de verbinding met alles wat verdwijnt.’

Beluister de Podcast Duurzaamheid #HOEDAN?! met Tine hier

Wil je geen Podcast Duurzaamheid #HOEDAN?! missen?

Abonneer je dan hier via Apple Podcast.

Vind je deze Podcast waardevol? Beoordeel dan via Apple Podcast.